Helaas kon ik vorig weekend niet naar Moresnet gaan. Jammer, want de eerste twee LARP-evenementen van het drieluik was ik wel aanwezig geweest en het is toch wel fijn om een personage waarin je hebt geïnvesteerd, een mooie afsluiting te kunnen geven. Nu zie ik allemaal prachtige epilogen in de Facebookgroep langskomen en bedacht ik me dat ik via een epiloog misschien alsnog in ieder geval gevoelsmatig een afronding kon geven aan Anna Bindels, scribente van de burgemeester van Kelmis. Dus hier komt ‘ie…
———————
Met een snik trekt Anna de deur van haar schamele woning achter haar dicht. Het zal de laatste keer zijn dat ze dit doet. Het is tijd om te vertrekken en om haar geliefde plaatsje Kelmis en al haar inwoners, het enige thuis dat ze ooit kende, achter zich te laten.
Niet dat het daar alleen maar goede tijden waren geweest. Om eerlijk te zijn was haar leven altijd zwaar geweest. Nadat ze met haar Jan trouwde, moest ze gedwongen stoppen met haar werk als copiiste, want tsja, dat gebeurde nu eenmaal als je als vrouw ging trouwen. Helaas had ze slechts drie korte jaren bij haar man kunnen zijn voordat hij overleed, na een langdurig ziekbed waarin zij hem stiekem had ondersteund bij zijn werkzaamheden als klerk bij de Kanselarij van Kelmis, om te voorkomen dat het opviel dat hij eigenlijk niet meer in staat was om te werken en dus om inkomsten voor hen te vergaren. Toen ze uiteindelijk toch manloos, kinderloos en werkloos achterbleef, had ze hemel en aarde bewogen om via het Weduwenrecht zijn baantje te mogen overnemen. Met succes! Hard werken en haar oneindige volharding leverden haar uiteindelijk zelfs de functie van scribente van de burgemeester op – een positie waarin ze veel meekreeg van het reilen en zeilen van Kelmis en haar bewoners. Wel onderbetaald natuurlijk. Als vrouw moest ze niet verwachten net zoveel salaris als haar wijlen echtgenoot te ontvangen.
Ze deed daarom alles wat nodig was om rond te kunnen komen – waarbij ze het niet had geschuwd om gebruik te maken van de mogelijkheden die haar functie haar boden. Zo had ze de trouwakte van haar ook kinderloze zus vervalst toen zij overleed, zodat die slampamper van een vent van haar, die haar sowieso nooit had gemogen, niets zou erven en alles naar Anna zou gaan. Maar die erfenis was inmiddels ook al op. Tot nu toe had ze het weten te redden door af en toe wat bij te verdienen met nevenwerkzaamheden: door haar toewijding tot haar werk had ze het vertrouwen van bijna iedereen gekregen en klopten dorpelingen bij haar aan om al hun dubieuze afspraken formeel te laten vastleggen, of om hun diepst geheime documenten door haar te laten voorlezen als ze zelf niet konden lezen. En soms veranderde ze wat cijfers op de bonnetjes die ze de burgemeester liet tekenen als ze een uitgave had gedaan, zoals het aankopen van bonbons voor raadsvergaderingen, of het plaatsen van een gemeentelijk berichtje in de krant. De man tekende immers alles wat ze onder zijn neus hield en stond er ook niet om bekend zorgvuldig de inhoud van de gemeentekas te controleren. Maar dat was slechts kleingeld.
Natuurlijk had ze gehoopt dat er meer in zat, tussen haar en de burgemeester, maar ze wist ook dat dat ijdele hoop was. Haar harde werken en toewijding had hij gelukkkig wel degelijk opgemerkt en recentelijk had hij haar al wat extra salaris toegestopt. Of hij wist dat die heks van een vrouw van hem hem bedroog was haar niet duidelijk, maar zelfs al was dat zo: hoe kon een eenvoudige scribente als zij ooit hopen in de echt verbonden te worden met een belangrijk man als hij? Die droom was kort geleden sowieso al in duigen gevallen: ze had altijd gedacht dat het een best goede man was (nou ja, in verhouding tot al het andere gespuis dat zich in Moresnet ophield dan – niemand was perfect), maar wat ze niet zo lang geleden allemaal over hem had gehoord, had haar van gedachten doen veranderen. Het kon toch niet waar zijn dat hij echt…?
En dan waren er nog haar visioenen over dingen die in het dorp zouden zijn gebeurd of zouden gaan gebeuren, en vreemde verschijningen, die haar slapeloze nachten bezorgden. Zou het wellicht haar zwager zijn die was komen spoken? Of hadden haar acties haar slecht karma opgeleverd? Ze was zich gaan verdiepen in de esotherie en toen Helena Blavatski van de Theosophical Society in de buurt bleek te zijn, had ze haar kans gegrepen en haar naar Moresnet gehaald, in de hoop via haar wat meer inzicht te kunnen krijgen in wat haar overkwam. Ook dat bleek achteraf misschien niet het beste idee te zijn geweest (ze probeerde de herinnering aan de seance waarin een geest haar leek te hebben overgenomen nog steeds te verdringen), al had Anna wel geleerd dat haar visioenen wel eens zouden kunnen komen door haar zeer grote opmerkzaamheid, waardoor ze allerlei kleinigheidjes die om haar heen gebeurden, onbewust oppikte en onthield. Maar ook Helena Blavatski bleek haar eigen agenda te hebben en in plaats van een goede vriendin te worden, had ze Anna een richting op proberen te pushen waar ze helemaal niet op zat te wachten. Bovendien had Helena haar al een paar keer bijna in de problemen gebracht bij de burgemeester door geen blad voor haar mond te nemen.
En nu was er die dreigbrief. Wie hem had gestuurd wist ze niet zeker, maar ze had wel zo haar vermoedens. Eerst dacht ze dat het kwam doordat ze te veel wist. Maar inmiddels begreep ze dat het diegene er enkel om ging om haar positie bij de gemeente vrij te spelen, zodat er een pion in haar plaats neergezet kon worden die beter te manipuleren was.
Ze had zó hard haar best gedaan om onder al die manipulatie uit te komen. Eerst was er de opdracht geweest om het krantje van Sarah Steenfort ‘te controleren op spelfouten’ voor verschijning, waar ze geen vrienden mee had gemaakt en waardoor ze zelfs op zondagochtenden had moeten werken. Toen ze daar eindelijk vanaf had weten te komen, was de volgende dwingende opdracht al gekomen: morse gaan leren om dhr. Renard te kunnen vervangen bij het ontvangen van binnengekomen telegraafberichten als hij de post moest gaan bezorgen (lees: te kunnen inzien wat er allemaal binnenkwam). Gelukkig werd snel daarna de telegraaflijn doorgesneden en had ze een excuus om zich ook daar onderuit te maken. En dan waren er nog de dossiers die de burgemeester haar steeds vroeg aan te leggen over diverse inwoners. Ze was toch zeker geen privé-detective?? Ze had al niet zo veel vrienden en op deze manier bleven er nog maar zeer weinig over. Zelfs met de enige familie die ze nog had, nicht Pauline, kon ze niet te close zijn. Geassocieerd worden met een hoerenmadam zou haar precaire positie binnen de gemeente zéker geen goed doen.
De dreigbrief was de laatste druppel. Ze was moe gestreden. Klaar met vechten voor haar positie, klaar met onder druk gezet te worden. Ditmaal had ze toegegeven. Met tranen in haar ogen had ze, zonder enige toelichting, haar ontslag ingediend bij de burgemeester en haar spullen gepakt. Alleen van Helena had ze nog kort afscheid genomen; ze kon het niet opbrengen om ook bij anderen langs te gaan en alles wat er werkelijk was gebeurd te moeten achterhouden. Bovendien: wie zou haar eigenlijk gaan missen?
En nu dan? Waar kon ze nu heen? Ze wist het niet. De greep die ze uit de gemeentekas had gedaan (ditmaal zonder gefingeerde bonnetjes achter te laten) zou haar de eerste weken helpen overleven. Maar daarna was ze weer wat ze eigenlijk altijd was geweest: een vrouw alleen, zonder vooruitzichten.
Terwijl een traan over haar wang naar beneden rolt, zet ze de eerste stap richting de grens, oprecht niet wetend of ze het wederom zal gaan redden.