De kerstvakantie is altijd vol. Naast gezellige dagen met familie en vrienden doorbrengen is het ook de tijd dat je gewoon even rust wil – een dag filmpjes kijken, hangen en hobbyen. Dus wat doen wij? Klussen!
Op zolder lag namelijk nog steeds de vloerbedekking van de vorige bewoners, die ik nooit mooi heb gevonden. Aangezien de zolder vooral werd gebruikt als logeerkamer, wasophangplek en opslag van reisspullen, had dat ook geen prioriteit. Maar recentelijk was het laminaat in de aanbieding bij de Praxis en met de naderende kerstvakantie was het een mooi moment om die in te gaan slaan.
Vergeten voor-foto’s te maken, maar ik was nog net op tijd om de vloerbedekking toch op de kiek te zetten voordat we ‘m er helemaal uit hadden gerost (auw, mijn rug…).
Inmiddels heb ik wel wat ervaring met laminaatleggen, maar toch is het altijd een uitdaging om het netjes te krijgen. Gelukkig heeft mijn zolder weinig moeilijke hoekjes: de hoeken van de kamer lopen (relatief) haaks en de leidingen van de verwarming gaan de muur in in plaats van de vloer, maar wel zitten er twee inbouwkasten in, dus met de gewone deur erbij zijn dat drie deurposten waar je omheen moet zagen.
Aanvullende uitdaging: de muren zijn aan de onderkant helemaal afgebrokkeld. De plinten die de vorige bewoners in de muur hadden geschroefd hingen dan ook behoorlijk los (lees: vielen af en toe gewoon om). De plinten die we kochten bij de Praxis moesten officieel met een kliksysteem tegen de muur worden bevestigd, maar op basis van mijn ervaring wist ik al dat boren in de muren geen goed idee was: het zou toch alleen maar afbrokkelen en op sommige plekken was er domweg amper nog steen over om in te boren. Dus opteerden we voor vastkitten. Niet de beste optie voor de lange termijn, want als het ooit weer eraf moet krijg je alleen maar grotere gaten in de muur, maar ja – wellicht is dat dan ook het moment om de muren structureel te laten opvullen.
Mijn held <3
Ook moesten we nog een keer terug naar de Praxis, want één van de pakken bleek beschadigde planken te hebben. Wat je pas zag toen de verpakking eenmaal open was. Dus moest ik mijn volledige onschuldig-meisje-met-lieve-glimlach-vaardigheden in de bocht gooien om maar liefst twee medewerkers ervan te overtuigen het reeds geopende pak retour te nemen, omdat we het écht niet zelf hadden laten stuiteren…
Het begin ging relatief voorspoedig. Maar man, wat weegden die laatste loodjes zwaar… Het leggen van de laatste rij duurde bijna net zo lang als alle andere rijen samen, want het uitmeten van hoeveel we nodig hadden ging initieel fout, waardoor we te smalle planken hadden (mea culpa… ) en daarna hadden we ruzie met de dorpel van de deur, die te hoog kwam om de deur nog dicht te kunnen doen als we hem op de ondervloer lieten rusten, en die niet hoog genoeg was om in te zagen zodat hij deels over het laminaat zou vallen, als we hem zonder ondervloer neerlegden. Zucht. Maar uiteindelijk is het gelukt en het ziet er nu heel mooi uit als je zonder bril ernaar kijkt!
Het was er gisteren weer tijd voor: de traditionele kerstborrel op kantoor! Alwaar ik traditiegetrouw verschijn in een ridicule kerstoutfit.
Vorig jaar hadden ze voor het eerst een dresscode en die herhaalden ze dit jaar weer: “glitter & glamour”. (Waarschijnlijk omdat een van de organiserende collega’s vorig jaar haar glitterjurk per ongeluk thuis had laten liggen en dit jaar een tweede poging wilde doen om er de blits in te maken. ) Net als vorig jaar had ik al lang een outfit in gedachten voordat ze het thema aankondigden, dus ook dit jaar trok ik me er niks vanaan en ging ik mijn eigen gang.
De outfit van dit jaar was weer eentje in de categorie ‘briljante ideeën – maar niet heus’. Ik had namelijk bedacht dat ik als sneeuwpop zou gaan. Met een soort van hoepel om me heen, om de ronde vorm te krijgen. Hilarisch én een leuke uitdaging voor mijn coupeuse-vaardigheden, toch? Ik zou dit jaar wel proberen de kosten wat binnen de perken te houden, want het moest wel leuk blijven.
Ik had recentelijk wat stoffen en fournituren gedoneerd gekregen en daartussen zat een restlapje witte stof met een lichte glans erin die me hier uitstekend geschikt voor leek. Zou er genoeg van zijn? Het ging erom spannen. Ik maakte een hoepel van een rol kunststof baleinen die ik nog had liggen, om de gewenste heupomvang te krijgen. Vervolgens tekende ik het patroon, en wat denk je: als ik de stof op twee verschillende manieren vouwde, paste het er nét op!! Nou ja, officieel net niét, maar aangezien het geen examenopdracht was kon ik ook wel wegkomen met her en der wat zeer smalle naadjes, leek me.
Ik was blij, want het tekenen was me makkelijk af gegaan. Hoezee, dit is waar ik die opleiding voor doe! Zodat ik de bijzondere ideeën in mijn hoofd in praktijk kan brengen, zonder volledig van trial-and-error (en dus frustratie en veel te veel tijd erin stoppen) afhankelijk te zijn!
De vreugde duurde niet lang. Toen ik de boel in elkaar zette, bleek dat ik niet goed had opgelet en zowel het voor- als achterpand bij de heupen de volledige hoepelomtrek breed had gemaakt, in plaats van de helft ervan. Waardoor die dus veel te wijd was voor de hoepel. Snik. Bij het zien van de patroontekening had me eigenlijk al een lichtje op moeten gaan, maar laten we maar zeggen dat ik gewend ben aan Victoriaanse hoepelrokken en dus niet opkijk van een patroon met een omtrek van 3 meter…
Op zich was het patroon makkelijk te corrigeren, maar ik had niet genoeg stof over om die patroondelen opnieuw te knippen. Gedemotiveerd flikkerde ik het maaksel in een hoek.
De volgende dag hervond ik de moed om eraan verder te gaan (vooral ingegeven door een gebrek aan alternatieven en een naderende deadline) en besloot ik dat het leuk was dat ik de basis (grotendeels) coupeusetechnisch correct had gedaan, maar dat ik nu weer overging op ye olde improvisation skills. Waardoor ik nieuwe patroondelen van min of meer de juiste vorm uit de oude patroondelen knipte, die min of meer in elkaar pasten, die absoluut niet recht van draad waren en ook nog eens een extra naad middenvoor en middenachter hadden.
Ik naaide de boel in elkaar en… oh ja, daarom moet je dus niet vergeten de coupenaad 2 cm te verkorten. Ook stak de hoepel wel heel prominent uit en werd het niet zo’n ronde vorm als ik had gehoopt. Snik.
Het enige waar ik blij mee was, was dat mijn plan om elastiek in de taille en de zoom te doen zodat ik het ding zonder een ingebouwde sluiting over mijn hoofd kon aantrekken terwijl er toch vorm in zat én ik erin zou kunnen lopen, werkte. Maar dit zag er desondanks niet uit en het ding was niet op zichzelf draagbaar als sneeuwpopkostuum.
Gelukkig had ik nog een troef achter de hand. Ik had namelijk al eerder overwogen om watten te gebruiken om sneeuw te verbeelden. Dat idee had ik laten vallen, omdat ik vooraf al wist dat het een onzalig plan was. Stel je voor: het héle kostuum bedekken met watten… wat een werk. Bovendien zou het resulteren in het overal op kantoor achterlaten van wattenpluis, aangezien watten geen consistent geheel vormen.
Maar hee, nood breekt wet, en dus werd het onzalige plan alsnog toegepast. Bij het Kruidvat scoorde ik zigzagwatten voor 1 euro per zak (dit sloot nog steeds prima aan bij de voorwaarde dat het kostuum goedkoop moest blijven) en ging ik aan de slag.
Helaas bleken de zigzagwatten geen doorlopende strook te zijn die in de vorm van een zigzag was gevouwen, maar zaten er voorgeperforeerde openingen in zodat je er makkelijk lapjes vanaf kon scheuren. Waardoor ik een soort van lapjesdeken moest gaan creëeren. Zucht, dat kon er ook nog wel bij.
Het vastnaaien van al die individuele lapjes leek me veel te veel tijd gaan kosten, dus ik besloot mijn gloednieuwe glue gun in te zetten. Geloof het of niet: ik had nog nooit eerder met een glue gun gewerkt! De meeste creatievelingen zweren bij het ding, maar ik werk toch liever met naald en draad, houtlijm, pritt, of ander spul om dingen aan elkaar te bevestigen. Maar voor dit project leek het me de meest effectieve én snelste methode. Dus warme ik de eerste lijmstick op en ging ik aan de plak.
Pfff, dat was niet het makkelijkste karweitje… Zoals ik al vreesde was het lastig om de lapjes watten in hun geheel goed vast te zetten omdat ze uit elkaar bleven vallen. Bovendien bleek die glue gun lijmsticks te VRETEN! Na een paar lapjes lijmen was ik al door de eerste stick heen. Ik bekeek de to do-stapel. Dat ging ik niet redden met mijn voorraad… en ik snapte ook gelijk het verdienmodel van de glue gun-producenten.
Toch bleef ik moedig doorzetten. Dit ding moest en zou nu af komen, ik had geen andere opties meer en ik was nu toch al eraan begonnen.
Watch out – I have a glue gun and I’m not afraid to use it!!
Inderdaad moest ik halverwege, onder het wattenpluis zittend, naar de bouwmarkt om nieuwe lijmsticks te halen. Maar 2 pakken watten en 14 lijmsticks verder zat het dan eindelijk allemaal op de stoffen basis!
Bij die donatie hadden ook een hoop knopen gezeten, waaronder enkele grote zwarte, die uitstekend geschikt waren voor een sneeuwpop, dus naaide ik die tegen de voorkant van de outfit.
Mijn ingeving dat ik tule zou kunnen gebruiken om het heupdeel van de outfit op te vullen, zodat die meer in een ronde vorm ging staan, bleek te werken. En met wat accessoires zoals een hoedje en sjaal, ging het geheel daadwerkelijk lijken op wat ik vooraf in mijn hoofd had gehad!
Als finishing touch deed ik een groen/rood bandje om de hoed en maakte ik ook nog een wortel van karton voor op mijn neus, die ik met een markeerstift oranje kleurde. Klaar!!
Mooi en netjes gemaakt? Nope. Hilarisch, draagbaar en op tijd af? Hell yeah!!
Kosten: €10,40 (de stof en de knopen waren dus een donatie, het baleinband, garen en elastiek had ik nog liggen, de watten waren slechts 2 euro, maar die friggin glue sticks kostten me verdorie toch nog €8,40! )
En toen de borrel nog. Omdat ik vermoedde dat het kostuum geen lang leven was beschoren en ik bovendien vast niet praktisch ermee in een bureaustoel kon zitten, opteerde ik ervoor om hem pas vlak voor de borrel aan te trekken en initieel in een gewone kersttrui naar kantoor te komen. Veel collega’s kleden zich pas vlak voor de borrel om. Afhankelijk van het type kostuum verscheen ik afgelopen jaren soms gelijk, soms pas later in mijn kerstborreltenue. Maar de jaren dat ik het later pas aantrok, had ik daarvoor iets ‘gewoons’ aan. Ik was dus benieuwd of mensen zouden denken dat mijn kersttrui mijn outfit van dit jaar was.
En ja hoor, bij binnenkomst op kantoor kreeg ik gelijk reacties!
Collega’s, enthousiast: “Zit je kerstborreloutfit in die tas?”
Ik: “Nee, dat zijn boodschappen.”
*verwarde en twijfelende blikken*
Ik trek mijn jas uit.
Collega, aarzelend: “Heb je die trui zelfgemaakt?”
Ik: “Nee, die is gewoon gekocht. Ik ben niet zo goed in breien.”
Collega: “Dan is dat niet je echte outfit! Toch…?”
En zo ging het de hele dag door: twijfelende blikken naar mijn kersttrui en vervolgens de vraag of ik me later nog om ging kleden?
Het is wel duidelijk dat ik écht niet meer wegkom met een standaard kerstoutfit, de verwachtingen zijn te hoog!
Collega: “Wat ga je straks dragen? Ik had mijn dochter vorig jaar verteld over dat ik een collega heb die zich altijd bijzonder aankleedt tijdens de kerstborrel, dus die vraagt nu al dagen of die collega haar outfit al heeft gedragen en wat dat dit jaar dan was!”
Maar eindelijk was het dan 3 uur en toog ik naar het toilet om me om te kleden. Waarna ik gelijk een spoor van watten naar mijn werkplek achterliet.
Het kostuum werd enthousiast ontvangen! Maar ik denk dat ik net zoveel bewondering heb geoogst voor het feit dat ik die wortel het grootste deel van de borrel op heb gehouden, als dat ik het kostuum zelfgemaakt had…
De borrel was gezellig, er waren meerdere quiz-achtige activiteiten, en ik won de tweede prijs bij de kostuumwedstrijd! De eerste ging naar iemand die daadwerkelijk in het glitter & glamour-thema was gekleed (een mooie galajurk) en ik vond dat helemaal niet erg, want ik doe het niet voor de prijs en ik zou het juist vervelend vinden om jaarlijks te winnen. Mijn insteek blijft: ik wil er zelf plezier aan hebben en ik wil mijn collega’s stimuleren om ook in maffe outfits te komen!
Toen de borrel om 8 uur eindigde, lag de vloer weliswaar bezaaid met stukjes watten en bleek ik op diverse mensen hun kleding te hebben afgegeven, maar mijn kostuum was bij lange na niet zo kaal als ik had gevreesd. En ja, ik heb netjes helpen vegen voordat ik naar huis ging.
Een nieuw deel in de serie “Lenny’s hyperfocus op prepping”! Ditmaal: “Lenny bereidt zich voor op wateroverlast”.
Want tsja, oorlog is niet het enige actuele gevaar. Klimaatverandering is ook een ding, en dat betekent onder meer dat er een grotere kans op wateroverlast is. Nou woon ik aan een kanaal, dus in principe is het waterpeil bij ons reguleerbaar. Maar ja, wie zegt dat daar nooit iets aan gesaboteerd wordt? Ook bestaat de kans dat er prioriteiten moeten worden gesteld en iemand hoog in de boom besluit dat onze wijk opgeofferd moet worden om te voorkomen dat een ander gebied overstroomt.
Je kunt erom lachen, maar ik heb familie in Zuid-Limburg wonen en heb meegekregen wat er is gebeurd bij de overstromingen rondom Valkenburg, en geloof me: dat wil je niet meemaken en dus zo veel mogelijk voorkomen. Volgens Overstroomik.nl kan het water bij ons maximaal 1,5 meter hoog komen te staan, dus er is blijkbaar inderdaad een reëel gevaar.
Ik googlede eerst naar zandzakken. Dat zou in theorie moeten werken, maar in praktijk moet je ze behoorlijk hoog stapelen om je deuren te beschermen, wat betekent dat je er véél van nodig hebt, en dat je ze dus op het moment zelf moet zien te vullen, waardoor je wellicht te laat bent. Bovendien moet je ze heel goed neerleggen, wil je zeker weten dat er nergens een kiertje tussen zit waardoor het effect teniet wordt gedaan.
Toen zocht ik naar waterschotten. Auw, die prijzen zijn alleen betaalbaar voor overheden, bedrijven, of zeer vermogende mensen.
Daarna schoot ik zoals gebruikelijk in de ‘maar kan ik dat dan niet zelf maken?’-modus…
Ik vond diverse voorbeelden van mensen die metalen houders tegen hun deuropeningen hadden geschroefd, waarin ze schotten voorzien van rubberen afdichtranden konden schuiven. Maar het maken van schotten met rubbertjes leek me niet gemakkelijk en bovendien had ik geen zin om permanent iets tegen mijn deurposten te monteren, terwijl de kans dat het nodig gaat zijn, klein is.
Toen vond ik een filmpje op Youtube (dus volledig betrouwbaar ) waarin iemand in een Vlaams programma demonstreerde hoe hij zelf waterschotten had gemaakt: houten platen omrand met buisisolatie. Die klemde hij vervolgens in zijn deurposten. Dat klonk ten eerste als makkelijk maakbaar, ten tweede niet duur, en ten derde een behoorlijk slimme oplossing, want buisisolatie laat inderdaad geen water door maar is ook heel flexibel, waardoor alle oneffenheden worden opgevangen! Het idee is dat de druk van het water ervoor zorgt dat het schot goed tegen je deur wordt aangedrukt, waardoor eventuele kiertjes worden gedicht. Dat wilde ik ook proberen! (Helaas had ik het filmpje niet opgeslagen, en kon ik het ook niet meer terugvinden, dus ik moest hopen dat ik alles goed had onthouden.)
Aldus kocht ik een aantal rollen buisisolatie (plus eentje extra omdat ik de boel verkeerd had gezaagd – het is namelijk een regel dat je tijdens een project een keer terug moet naar de bouwmarkt), een twee tubes montagekit (okee, okee, het is een regel dat je méérmaals terug moet) en enkele hardhout mdf-platen bij de Praxis (argh… hardhout is duur dus uiteindelijk werd dit niet een dermate goedkoop projectje als ik had gehoopt). De platen liet ik gelijk in de winkel op maat zagen waarna ik, eenmaal met de kar op de parkeerplaats gearriveerd, nog een keer naar de zagerij terug moest omdat ik me niet had gerealiseerd dat het restantstuk te breed was om door de achterklep van mijn auto te passen.
Thuis ging ik aan de slag met het verstek zagen van de buisisolatie, om daarna de boel tegen de platen te kitten.
Superhandig, zo’n verstekbak. Alleen jammer dat isolatiemateriaal meegeeft en er dus nog steeds geen garantie is dat de hoekstukken netjes op elkaar aansluiten…
Na één stuk isolatie over een rand gelijmd te hebben, realiseerde ik me dat dit klusje vele malen makkelijker zou gaan met meerdere handen. Toen Richard langskwam, werd hij dus gelijk aan het werk gezet (en de lieverd vond het wederom helemaal niet erg en juist leuk om me te helpen <3).
In theorie zou één persoon de buisisolatie open moeten kunnen houden, waarna de ander montagekit op beide randen smeert. In praktijk lukt het niet om de hele lengte van die buis open te houden, en al helemaal niet om te voorkomen dat je handen volledig onder de kit raken. En daarna moet je met je volgekitte handen dus die isolatie over het hout proberen te schuiven. Eindresultaat was dat alles onder de montagekit zat en we flink hebben geschuurd om onze handen weer schoon te krijgen, maar het pas de volgende dag lukte om alle kitresten van onze handen en het isolatiemateriaal (en de vloer, en de tafel, en de wasbak… want het was te koud om buiten te werken) af te pulken. (Richard hield nog steeds vol dat hij het een leuk project vond – de schat.)
Volgende stap was om de randen af te kitten. Ik had gehoopt dat de montagekit de boel voldoende vast zou zetten, maar er zaten toch behoorlijk wat kiertjes tussen die ik niet vertrouwde. Dus pakte ik een restant sanitairkit uit de schuur en dichtte ik aan één kant van de schotten de overgang van het isolatiemateriaal naar het hout plus de hoekpunten, extra af.
Klaar! Het enige wat nog restte, was uitproberen of ze zouden blijven zitten. Mijn plan was om de schotten die tegen de keukendeur en woonkamerdeur (aan de achterkant van het huis) moesten komen, klem te zetten onder de deurklink. Die steekt namelijk een stuk uit ten opzichte van de deurpost, waardoor het helaas niet mogelijk was om de schotten de eigenlijk gewenste anderhalve meter hoog te maken. Ze zijn nu net iets meer dan 1 meter hoog geworden en ik ga maar gewoon hopen dat een eventuele zondvloed niet hoger komt. Het vastklemmen van de schotten onder de deurklink bleek in ieder geval wel te werken nadat ik één schot wat had ingekort en een ander schot had voorzien van een extra stukje hout bovenop omdat ik blijkbaar niet goed had gemeten!
De deurpost van mijn voordeur heeft een andere vorm en dus moest ik het daar anders oplossen: met twee lange latjes die ik tussen de bovenkant van de deurpost en de bovenkant van de schotten klemde. (Hier is overigens geen sprake van een uitstekende deurklink, maar het leek me weinig zin hebben om het schot aan de voorkant van mijn huis wél anderhalve meter hoog te maken en die aan de achterkant niet. )
Uitproberen of dit systeem wel functioneert gaat hem natuurlijk niet worden, dus ik moet maar hopen dat de theorie inderdaad ook in praktijk werkt. Al ga ik nóg harder hopen dat ik deze waterschotten voor niets heb gemaakt en ze tot het einde der tijden ongebruikt in mijn garage kunnen blijven staan…
(En nu ga ik toch ook nog een paar zandzakken kopen, aangezien er in mijn muren een paar kleine roostertjes zitten voor ventilatie van de kruipruimte, en het ook wel handig is om zandzakken in je toilet en gootsteen te kunnen leggen tegen omhoogkomend rioolwater.)
Het was weer een heerlijk weekendje doorbrengen met de Heksengodinnen! ^_^ De vorige keer logeerden we bij Petra, ditmaal was het mijn beurt om mijn huis van vrijdagavond tot zondagmiddag open te stellen voor de dames.
Uiteraard combineerden we het met een creatieve workshop. In mijn prep-modus had ik voorgesteld om een workshop inmaken & wecken te gaan doen. Een mooie aanvulling op het drogen van voedsel, om een nood- of wintervooraad mee te kunnen aanleggen! Vroeger had ik gezien hoe mijn moeder van de bessen uit de tuin jam maakte en die in weckpotten deed, maar verder had ik er weinig van onthouden. Bovendien blijken inmaken/inleggen en wecken twee verschillende dingen te zijn: het eerste doe je met zoet/zure vloeistof, het tweede voornamelijk door hitte. En dan heb je ook nog fermenteren, wat je met bacteriën doet, maar dat was teveel om die dag ook nog te behandelen.
Na een avondje fijn bijpraten op de bank, togen we zaterdagochtend naar Het Vormer in Wijchen. Daar maakten we eerst stoofpeertjes. Jummie!
Vervolgens kregen we een hoop theorie over hoe inmaken en wecken werkt, wat je allemaal nodig hebt, hoe belangrijk hygiëne is, hoelang je de potten kunt bewaren en hoe je kunt zien of de inhoud nog goed is. Daarna gingen we aan de slag met courgettes, waar we ook allerlei dingen aan toevoegden:
De stoofpeertjes werden gestoofd, de courgette werd in het zuur gelegd en verwarmd, en vervolgens werd alles in potjes gestopt. Die we na afloop uiteraard mee naar huis mochten nemen!
Het was een gezellig workshop, hoewel we niet écht hebben geweckt – het was vooral warm voedsel in een pot gieten en goed afdichten. Echt wecken schijnt wat lastiger en bewerkelijker te zijn. Dat moet ik thuis dus nog een keertje zelf uitzoeken. Al met al vond ik het dan ook meer gezellig dan leerzaam, maar dat was uiteraard ook een belangrijk doel.
De rest van de middag besteedden we aan verder bijkletsen op de bank, waarna we verkasten naar een restaurantje voor het veroberen van Aziatische tapas. Jummerdejum! ^_^
Zondagochtend had Petra zelf voor ons een workshopje voorbereid, namelijk ‘soul collages’ maken. Het idee is dat je allerlei plaatjes die je aanspreken uit tijdschriften knipt, daar een collage mee maakt, en vervolgens een verhaaltje schrijft over wat de collage voor je betekent: wat lees je erin en wat vertelt het je. Iets aan de zweverige kant voor mij uiteraard, maar knippen en plakken is heerlijk zen en supergezellig om te doen met leuke vriendinnen onder het genot van een kopje thee en snacks! Het duurde dan ook niet lang voordat de tafel én de vloer bezaaid lagen met knipsels en papiersnippers.
De andere dames waren iets sneller dan ik. En na mijn eerste collage had ik eigenlijk het gevoel dat ik klaar was. Het bleek een post-apocalyptisch plaatje te zijn geworden (de tweede in de onderste rij). Het geeft mij weer temidden van een setting waarin je alleen maar kunt denken: “WFT is dit?? En hoe is dit zo gekomen??” Blijkbaar mijn huidige gemoedstand en de manier waarop ik de wereld momenteel zie. Toen dat uit mijn systeem was, vond ik het lastig om nog aan een tweede te beginnen en die (de eerste in de onderste rij) is dan ook niet zo goed gelukt. Ik probeerde vooral met gelijke kleurtinten te werken en een soort overgang van Afrika naar Nederland te maken. Plus een kat, omdat: kat. Maar ik vind de overgangen niet zo goed gelukt. Naderhand heb ik ‘m nog wat verder verbeterd, maar ik ben er nog steeds lang niet zo blij mee als met de eerste. Oh well, dat zegt waarschijnlijk ook wat over me.
Waar ik wél heel blij mee ben zijn mijn lieve vriendinnetjes!! <3 Wat is het toch fijn om een heel weekend samen te zijn, bij te praten en leuke dingen te doen! Het voelt ook helemaal niet als moeite om hen in huis te hebben, want iedereen is gewend gewoon zijn ding te doen. Er worden ongevraagd snackjes en drankjes meegenomen, keukenkastjes worden gewoon opengetrokken zodat ik niet steeds degene ben die voor iedereen thee of de ontbijttafel klaar moet zetten, als iemand eerder wakker is dan de rest gaat die gewoon vast lekker in de woonkamer haar ding doen, en iedereen ruimt uit zichzelf alles meer dan keurig op. <3
Fijn dat we dus ook al gelijk plannen hebben gemaakt voor wat we de komende anderhalf jaar willen gaan doen. Want volgend jaar vieren we als Heksengodinnen ons 15-jarige jubileum!
Als het herfst wordt, krijg ik altijd hamsterneigingen. De voorraadkast moet vol en het huis moet knus en gereed worden gemaakt voor de winter. Het helpt niet dat de wereld inmiddels in brand staat en er zelfs vanuit de overheid spotjes worden uitgezonden met de boodschap dat je voorbereid moet zijn op dagenlange stroomuitval en andere narigheid, waarbij je jezelf moet zien te redden. Daardoor escaleren mijn hamsterneigingen tot prep-gedrag. Mijn hyperfocus-activiteit is daarom momenteel: meer zelfvoorzienend worden op het gebied van voedsel!
Vorige week scoorde ik voor slechts 22 euro een voedseldroger via Marktplaats.nl. Leek me een goed idee, want gedroogd voedsel neemt veel minder plek in beslag dan ingeblikt voedsel, dus kun je er meer van opslaan. Ook heb ik het wilde plan om van mijn voortuin een moestuin te gaan maken, en aangezien je dan op bepaalde momenten (als het goed gaat…) van één groente heul veul tegelijk oogst, moet je dat dan ook ergens gaan laten. Bovendien hoef ik me met dit ding in huis niet meer schuldig te voelen als ik weer eens wat vers voedsel overhoud en het moet weggooien omdat het te lang ongebruikt in de koelkast is blijven liggen (lang niet alle verpakkingen zijn gericht op eenpersoonshuishoudens en ik ben heel slecht in koken met kliekjes…).
Dus momenteel ben ik lekker aan het experimenteren met die voedseldroger, om te achterhalen hoe lang dingen nou erin moeten en op hoeveel graden, en hoe het smaakt als je daarna weer vocht toevoegt om het daadwerkelijk in je maaltijd te gebruiken.
Uiteraard besef ik ook dat een eigen moestuintje nevernooitniet genoeg gaat zijn om jezelf volledig van te onderhouden in geval van nood, zelfs als al het gezaaide daadwerkelijk uitkomt, dus wil ik ook meer leren over voedsel in de natuur vinden.
Van de zomer volgden Richard en ik al een week lang bushcraftworkshops waarin we allerlei nuttigs leerden, en afgelopen weekend sleurde ik hem mee naar het bos voor een herfstwandeling. Met de bedoeling om onderweg tamme kastanjes, beukennootjes en eikels te verzamelen. Beukennootjes vonden we niet (misschien waren we daarvoor al te laat?), maar van de andere twee namen we een flinke zak mee naar huis! En als echte beginnende bushcrafters hadden we wel water meegenomen maar geen goede zaklamp en moesten we, na al dat geraap, behoorlijk doorstappen om op tijd het bos weer uit te zijn voordat we er in het stikdonker de weg niet meer zouden kunnen vinden.
Kastanjes schijn je het beste in hun schil te kunnen bewaren, en daarvoor moet je ze ook drogen. Na 24 uur in de voedseldroger zijn de schillen nog steeds zacht, dus dat heeft blijkbaar veel meer tijd nodig dan ik dacht.
Eikels had ik nog nooit gegeten, dus in plaats van die gelijk op te slaan als wintervoorraad, wilde ik eerst experimenteren met het bereiden ervan. Dat blijkt een behoorlijk bewerkelijk klusje… Want eerst moet je de eikels in stukjes snijden en uit hun schil halen (gelukkig wilde Richard daar ook wel bij helpen) en vervolgens moeten ze een paar dagen in koud water weken zodat de tannine eruit gaat – want dat smaakt bitter en is niet gezond voor je.
Volgens de instructies die ik op internet vond, moest je de eikels daarna drogen en dan verder vermalen tot meel. Maar hoe droog moesten ze zijn? Kurkdroog? Dan worden ze keihard, en dat is veel lastiger vermalen lijkt me, en bovendien zie ik niet helemaal in waarom het spul volledig droog zou moeten zijn als je het gelijk wil gebruiken. Eerst vermalen en daarna drogen werkt ook niet, want dan doet het meel *woesh* in de voedseldroger… Dus daar ben ik nog niet helemaal over uit en ik heb uiteindelijk de eikels een tijdje gedroogd, maar niet totdat ze keihard waren.
Omdat de gaatjes in de roosters van de voedseldroger nogal groot waren, knipte ik eerst ook nog even inlegmatjes van een restant stuk gaas dat ik ooit kocht om zelf raamhorren van te maken. (Iets zelf maken met spullen die je nog ergens in huis hebt liggen is toch altijd het leukste! ^_^ )
Op internet las ik de tip dat je eikels met een koffiemolen tot meel kunt vermalen. Oh, wat handig! Want een koffiemolen heeft geen stroom nodig, dus dat ding is een goede investering als prepmiddel voor de apocalyps!
Richard werd dus ook meegesleurd naar de kringloopwinkel, waar we zowel een notenkraker als een superschattige koffiemolen met gietijzeren handwiel vonden! <3 Voor slechts €7,50!!
Enthousiast begon ik de semi-gedroogde eikels in de koffiemolen te mikken en te draaien aan het wiel. En jawel hoor, er kwam prachtig fijn eikeltjesmeel in het bakje terecht! ^_^
Na een groot deel van mijn avond aan het malen van de eikeltjes besteed te hebben, had ik een lamme arm en nog net geen blaar, maar had ik nog steeds geen deuk geslagen in de grote bak met te vermalen eikels.
Toen bedacht ik me dat ik de boel ook gewoon in de blender kon flikkeren. Hopsakee! Na slechts twee minuten oorverdovend geraas waren ook alle andere eikels net zo fijn gemalen als met de koffiemolen. :-X
Leuk hoor, dat ouderwetsche handwerk, maar het klinkt een stuk romantischer dan het is, dus dat bewaar ik toch maar gewoon voor tijden van nood. De proof of concept is geslaagd, maar zolang er stroom is ga ik daar gewoon van profiteren…
Anyway – hoezee, na enkele dagen werk was er eindelijk eikeltjesmeel! Op internet las ik diverse enthousiaste verhalen over eikeltjespannenkoeken, dus watertandend besloot ik die vanochtend te maken als ontbijt.
Mijn god, wat smaakten die ranzig!! :-X Wellicht ligt het aan het recept of heb ik iets niet goed gedaan, maar dit ga ik nooit meer maken!
Ik was echter nog niet bereid om Project Eikel als mislukking te labelen. Er was nog eikelmeel over, vanmiddag zouden mijn bandgenootjes langskomen voor een repetitie en ik had nog nét tijd om wat eikelkoekjes, waar ik ook een recept voor was tegengekomen, te maken. Ik moest wat sjoemelen met het recept omdat ik niet alle ingrediënten in huis had, maar ik hoopte dat de stroop ook wel door honing vervangen kon worden en dat het niet veel uit zou maken als ik, in plaats van havermout, mijn ontbijtmueslimix erin zou mikken. *fingers crossed*
De structurele integriteit van de koekjes was suboptimaal, waardoor het meer speculaasbrokken en -kruimels leken bij het opdienen, maar het algehele oordeel van mijn bandgenootjes was: ‘prima eetbaar’, en zeker voor een eerste poging erg goed gelukt. Pfff, toch niet al die moeite voor niets gedaan! Maar toch denk ik dat ik van het verzamelen van eikels geen jaarlijks ritueel ga maken, en alleen de opgedane kennis en ervaring opsla voor nootdgevallen.
Oh ja, tussen het maken van pannenkoeken en koekjes door, bouwde ik ‘s ochtends achter onze epische tuindeur ook nog even een composthoop voor de aanstaande moestuin, wederom geïmproviseerd met materiaal dat ik nog had liggen, en vulde ik hem gelijk met de bladeren op de oprit van de overbuurvrouw. Geen idee hoe lang deze blijft staan, want ik kwam er tijdens de bouw achter dat er blijkbaar stenen onder een deel van de grond naast mijn huis liggen en ik daar dus geen palen in kan slaan. Maar ook dit beschouw ik als een experiment en als dat geslaagd is, kan ik altijd een betere versie gaan maken.
In ieder geval is mijn hamster-/prepdrang voorlopig tevredengesteld. ^_^
Toen ik de opleiding voor costumière deed, mocht ik jaarlijks naar de costumièredag. Nu ik daarvoor geslaagd ben en verder ben gegaan met de coupeuse-opleiding, word ik uitgenodigd voor de jaarlijkse coupeusedagen. Maar coupeuses in opleiding mogen sinds kort ook alvast deelnemen aan de couturedagen, die eigenlijk bedoeld zijn voor leraressen (een opleiding die je kunt gaan doen nadat je coupeuse bent). Gelukkig maar, want dit jaar kwam iemand een workshop “broderie d’Art” geven, oftewel hoe je kleding kunt decoreren met kraaltjes, zoals ze bijvoorbeeld op bruidskleding en bij modehuizen doen, en dat leek mij ook heel leuk om te leren!
Afgelopen zaterdag (ja, ik loop weer achter met bloggen) reed ik ervoor naar Nunspeet, waar we eerst een korte presentatie kregen van de workshopleidster, waarna we enkele van haar voorbeeldcreaties konden bewonderen. En daarna mochten we zelf aan de slag!
We kregen allemaal een basissetje met kralennaalden, speciaal garen en diverse kraaltjes en pailletten. De bedoeling was om een voorbeeld na te gaan maken, waarbij de nadruk lag op technieken om een 3D-effect in het werkstuk te krijgen. Dat doe je blijkbaar door een paillet of strengetjes garen als basis te gebruiken en daar vervolgens strengen met kraaltjes overheen vast te stikken. Ook kregen we een paar handige tips over hoe je het beste de steekjes met je naald en draad kon maken.
Maar verder was het niet heel erg rocket science… Ik vond het meeste erg logisch en voordehandliggend en ik was ook structureel als één van de eersten klaar met de onderdelen. Sommige deelneemsters bleken nog nooit geborduurd te hebben, maar ook enkele ervaren leraressen, waaronder mijn juf, worstelden met al dat werken op de vierkante millimeter. Wellicht helpt het dat ik vaak met de hand naai en dus behoorlijk handig ben met naald en draad? Al moet ik zeggen dat het grootste deel van mijn tijd ging zitten in het proberen de draad door dat minuscule oogje van de kralennaald te krijgen in plaats van daadwerkelijk kralen vaststikken… Man, wat een gepriegel! 🙈
Het voorbeeld (vingers voor schaal)Mijn eindresultaat
Het resultaat mag er dan wel weer zijn. Helaas moesten we allemaal hetzelfde maken (kleine variaties in de kralenvolgorde mochten gelukkig wel) want dit ontwerp is niet bepaald mijn smaak. Maar ik weet nu wel een stuk beter hoe ik mijn historische kostuums kan gaan opleuken. Als ik het aandurf, wil dat zeggen, want hier gaat echt onwíj́s veel tijd in zitten… Dus ik denk dat ik vooral ga werken met de techniek om soutacheband in een bepaalde vorm vast te stikken.
Eigenlijk zou ik vandaag met Richard op kraamvisite gaan bij Sandra. Maar toen bleek dat samen te vallen met de Rode Lijn-demonstratie in Amsterdam – het grote protest tegen de inactiviteit van onze regering rondom de gruwelen in Gaza. En daar wilde ik eigenlijk wel aan bijdragen.
Dus excuseerde ik me voor de afspraak, knutselde ik een protestbord en sprong ik vanochtend in de trein richting onze hoofdstad.
Op het perron van Nijmegen CS begon de boel al rood te kleuren en onderweg naar de hoofdstad werd de trein alleen maar roder én voller. Er ontstond gelijk een groepsgevoel en ik had onderweg een leuk gesprek met wat mede-demonstranten.
In Amsterdam had ik afgesproken met Gerben (van balfolk) en Gijs en Anne (van LARP) en laatstgenoemden hadden ook weer wat aanhang meegesleept, die elkaar ook niet noodzakelijk onderling kenden. Zo vormden we een mooi gelegenheidsclubje met z’n allen. 😋
We startten op het Museumplein met wat speeches en kregen op een gegeven moment de instructie om vast te beginnen met het lopen van de route, ook al waren die speeches nog niet klaar. Maar er waren dermate veel mensen op het plein dat de speeches al lang klaar waren voordat wij van dat plein waren – volgens mij waren we na een uur nog niet van start! We hebben uiteindelijk, met vele anderen, maar een soort alternatieve route genomen om op een iets later moment in te voegen in de officiële looproute.
Het was dus wel zeker een geslaagde demonstratie; de eerste schatting was dat er zo’n 250.000 mensen waren komen opdagen! En zeker niet alleen jongeren; er waren mensen van alle leeftijden. Ondanks het regenachtige weer. Maar gelukkig duurden de veelvuldige buitjes steeds maar heel even, dus echt nat ben ik niet geworden.
Ook mijn protestbord was een groot succes, op meerdere vlakken (letterlijk en figuurlijk). Ik had namelijk zowel op de voor- als achterkant een leus gezet. Eentje wat meer genuanceerd en eentje wat confronterender. Ik gokte dat de laatste het meest zou aanslaan. In praktijk werd het een soort van A/B-test om te zien welke kant de meeste reacties kreeg – ik blijf toch marketeer, hè. 😉
De “Wir haben es gewußt”-slogan is inderdaad echt vaak op de foto gezet! Ben benieuwd of ik hem nog ergens in de media terug ga zien. (Al vraag ik me af of iedereen hem begreep. Van een van de demonstranten, een lerares, hoorde ik dat er tegenwoordig een hoop jongeren zijn die geen idee hebben wie Hitler was 😱). Maar ook de langere slogan sloeg aan. (Een vrouw vroeg me of ze hem mocht fotograferen: “Ik ben speciaal ervoor een stuk achter je aan gelopen!”) 😄
En ik kreeg zelfs een compliment van een man voor de constructie (met schroeven en van die metalen ringetjes door het karton tegen een houten lat). 😂 Dat bleek inderdaad een professionele constructie, vergeleken met alle met de hand vastgehouden kartonnetjes en kartonnen borden met houten pollepels of mattenkloppers aan de achterkant. Wel heel creatief allemaal. 😄
Gelukkig was de sfeer heel goed. Tijdens de route hingen er ook een hoop mensen uit de ramen, al dan niet met Palestijnse vlag of spandoek, en vaak ook zelf in het rood gekleed. Voor zover ik kon zien zijn er geen problemen veroorzaakt. En ik hoop dat het ook vreedzaam en niet-destructief is gebleven nadat ik ben vertrokken, toen we na zo’n anderhalf uur wandelen weer terug op het Museumplein waren.
Naast het protestbord knutselde ik overigens ook nog wat anders: weer een baddoek voor de kraamvisite, die ik aan Richard meegaf. Want ik wilde toch wel laten weten dat ik aan hen dacht, ook al was ik niet aanwezig. ❤️
Het was de bedoeling om een soort grasparkiet te maken, maar bij nader inzien is het een beetje een body builder geworden… 🤪
Anyway, ik hoorde van Richard dat ze er erg blij mee waren, dus gelukkig was ook dat een geslaagde actie. 🙂
Over anderhalve week is LARP “The Baron of Belgrave Square”, waar ik ooit een polonaise voor naaide en recentelijk een bijpassende avond-outfit. Gelukkig ben ik goed in plannen, zodat ik mijn dingen op tijd af heb. Helaas ben ik ook een perfectionist, waardoor ik in de resterende tijd altijd dingen ga bedenken die ik toch ook écht nodig heb, en zit ik alsnog last-minute te naaien. Zucht.
Ditmaal bedacht ik me dat ik een chemise (soort van onderhemd) nodig had voor onder mijn korset. Tot nu toe droeg ik een modern spaghettitopje eronder, maar tijdens dit evenement slapen we ook IC op gezamenlijke kamers, en bovendien kun je bedienden vragen je te helpen met aankleden, dus dan is het wel leuk als je onderkleding ook historisch uitziet. Bovendien kan ik een chemise onder al mijn Victoriaanse outfits dragen, dus zo’n kledingstuk is altijd handig om te hebben.
Ik vroeg me wel af hoe ik ervoor ging zorgen dat de chemise niet boven het lijfje van mijn avondjurk uit zou piepen, want die heeft een hele lage halslijn en superkorte mouwtjes. Na wat googlen kwam ik erachter dat ze mouwloze ‘chemises de bal’ hadden met bijvoorbeeld geknoopte lintjes in plaats van schouderbandjes, of schouderbandjes met knoopjes, die je open kunt laten en in je korset kunt stoppen als je niet wil dat ze zichtbaar zijn boven je outfit. Mooi! Die ging ik maken. Klein projectje, kon vast wel in één dagje als ik het model simpel hield.
Voorbeeld van een chemise met knoopjes uit 1877
Het moest dus ook iets worden van materialen die ik nog in huis had, want ik had geen tijd om nog uitgebreid te gaan shoppen. Gelukkig lag er nog een restant katoen in mijn stoffenkast dat afkomstig was van een oud beddenlaken. Maar eigenlijk net niet lang genoeg. Ik besloot om dan maar losse schouderbandjes aan het lijfje te stikken in plaats van ze uit één stuk te knippen.
Ik vind het altijd heel mooi hoe iets dat ooit slechts een platte lap stof was, een kledingstuk wordt.
Witte kant had ik niet meer, wel een rolletje kant in gebroken wit – ooit voor een euro of wat bij de Action gekocht. Niet optimaal, maar ook goed genoeg.
Die plooitjes op dat voorbeeldplaatje waren overigens wel een leuke touch… die kon ik er ook wel in maken, toch?
Argh. Why?
Ik en mijn goede ideeën. Zucht. Nou ja, doornaaien dan maar.
Omdat ik ook wat andere domme dingen deed (geen patroon tekenen en het gewoon ‘wingen’ zorgt natuurlijk uiteindelijk altijd voor méér in plaats van minder werk…) was ik er uiteindelijk toch nog meer dan een dag mee bezig, al beperkte het werk van vandaag zich gelukkig tot het maken van de knoopsgaten en aannaaien van de knopen (van paarlemoer, ooit gedoneerd gekregen van iemand) en het strikje (kort stukje lint dat in mijn voorraad rondslingerde, waarschijnlijk heeft het ooit om een cadeautje gezeten).
En hoewel de chemise wat korter is geworden dan ik had gewild, is hij niet té kort en prima draagbaar geworden:
Bestede tijd: 6,5 uur (*snik*) Kosten: Een euro of wat voor dat kant dat ik ooit heb gekocht dus. De rest is gerecycled materiaal / donatie.
Mooi, snel een blogpost over schrijven. Even kijken, heb ik nog gerelateerde posts om eraan te koppelen? Hee, een post over een chemise… wat was dat ook alweer? …..!! Ik heb al eens eerder een Victoriaanse chemise gemaakt!! Alleen was dat in coronatijd, nooit gedragen dus, en was ik inmiddels totaal vergeten dat ik het ding had. Diepe, diepe zucht…
Mijn enige troost is dat die toch niet geschikt zou zijn geweest voor onder mijn avond-outfit, alleen voor onder mijn dag-outfit. Dus toch niet voor niks snel last-minute iets in elkaar genaaid. Al is die andere natuurlijk wel vele malen schattiger en netter genaaid…
Nadat ik zondagavond terugkwam van een optreden op Middeleeuws Montfort, had ik een halve avond de tijd om mijn spullen te herpakken en één nachtje om in een normaal bed te slapen, voordat ik weer doorging naar het volgende kampeerevenement. Ik had Richard en mij namelijk ingeschreven voor een bushcraftweek!
Ik wilde al langer een keer een bushcraftworkshop volgen en had al een paar keer aan de Heksengodinnen voorgesteld om zoiets samen te gaan doen. Maar zoals veel andere voorstellen, kwam ook dit er niet van.
Een aantal weken geleden vertelde een collega me dat hij een bushcraft-dagje had gedaan en dat erg leuk had gevonden. Hij deelde de link naar de organisatie met me en ik nam een kijkje op hun website. Daar las ik dat ze niet alleen een workshopdag aanboden, maar dat je het ook een weekend kon doen én zelfs een hele week! Hmmm… die week zou natuurlijk wel intensief zijn, maar ook superleerzaam. En hoewel het te lang zou zijn voor een Heksengodinnen-uitje, vermoedde ik dat Richard ook interesse zou hebben om dat met mij te gaan doen. Alleen waren alle data voor dit jaar al volgeboekt. Ik besloot ze een mailtje te sturen om te vragen per wanneer de data voor volgend jaar bekendgemaakt zouden worden.
Binnen niet al te lange tijd kreeg ik een mailtje terug: de nieuwe data zouden in oktober volgen, maar wellicht zou er in de week van 21 juli een plekje vrijkomen. Had ik daar wellicht interesse in? Ik mailde terug dat ik het met mijn vriend samen wilde gaan doen en we dan dus twee plekjes nodig zouden hebben. Vervolgens kreeg ik bericht dat dat waarschijnlijk ook wel ging lukken – en ja hoor, weer een paar dagen later bleek dat we ons alsnog in konden schrijven! Gelukkig vond Richard het inderdaad een top-idee én viel die week precies in de periode dat we beiden sowieso zomerverkantie wilden nemen, dus toen was onze aanmelding een feit!
Maandagochtend reden we dus samen richting een scoutingterrein in de bossen van Testrik, bij Venray.
Ik zal er gelijk bij zeggen dat het niet meteen een week lang full-survivalmodus was hoor. Het was een workshopweek, oftewel er werd nog niet van ons verlangd dat we in zelfgebouwde onderkomens overnachtten, een latrine groeven om de hele week te gebruiken, en we alleen iets zouden eten als we dat zelf hadden gevangen (al was het alleen maar omdat je in Nederland geen vallen mag zetten en een jachtvergunning nodig hebt). Het idee was dat we iedere dag meerdere vaardigheden zouden leren, zoals zelf vuur en touw maken, en we mochten gewoon in onze eigen tenten slapen. Er was ook een toiletgebouwtje met wastafels en een (ijskoude ) douche. (Die ik dus niet gebruikt heb; ik heb me aan de wastafels met een washandje gewassen en heb één keer mijn hoofd onder de kraan gehouden om mijn haar te wassen. Brrr….) Koken deden we weliswaar boven het kampvuur, maar voor het eten werden er gewoon boodschappen gehaald.
We hadden twee instructeurs: eerst kregen we les van Bas en op donderdag nam Tars het stokje van hem over. Het waren twee heel verschillende types: Bas was een echte sfeermaker, hield de groep goed bijelkaar en vertroetelde ons, Tars was beter in grondig en gestructureerd uitleggen en delegeerde meteen diverse kamptaken aan ons. Uiteraard prefereerde ik het laatste.
Bas legt uit hoe je vuur maakt zonder lucifers of aansteker.
Ik was erg blij met de samenstelling van onze groep! Het is natuurlijk altijd maar afwachten wat voor types erbij zitten en of je een beetje met elkaar kunt opschieten, maar dat kwam helemaal goed. Mede dankzij instructeur Bas waren de slechte woordgrapjes de hele week lang niet van de lucht. We waren met 12 deelnemers, waaronder twee broers, een man en een vrouw die alleen waren gekomen, een gezin met twee kinderen (meisjes van 10 en 12) en een vader met zijn 16-jarige zoon. Ook de kinderen hebben zich uitstekend gedragen en meegedaan! Natuurlijk haakten vooral de jongsten af en toe even af en kwamen ze niet zo snel mee als de rest, maar ze hielden de groep niet op en waren ook niet lastig en behoorlijk zelfstandig. De meiden kregen geen bijlen om mee te hakken maar mochten wel net als wij met een bushcraftmes aan de slag gaan, wat prima ging. Daar was ik wel verbaasd over – kinderen zijn zo verschillend! Het zou niet in me zijn opkomen om mijn stuiterende, fysiek enigszins ongecoördineerde ADHD-nichtje hier mee naartoe te nemen, laat staan om haar zo’n scherp mes in handen te drukken…
Richard doet een poging tot vuur maken met een firesteel.
Na aankomst bouwden we onze tenten op en gingen we gelijk aan de slag met vuur maken en andere lessen. Na het avondeten begon de lucht te betrekken en kwam er een flinke plensbui naar beneden vallen, dus werd het een avondje doorbrengen onder de tarp en in onze tenten, in plaats van gezellig aan het kampvuur te zitten. Gelukkig was dat de enige hevige regenbui; de rest van de week hebben we alleen maar af en toe wat lichte druppels gehad. Ook de temperatuur in het bos was prima te doen. Gelukkig maar, want de weersvoorspelling vooraf was dat het 24 tot 26 graden zou worden met flinke buien, waarbij het alleen eind van de week wat droger zou worden, dus ik zag er wel een beetje tegenop om de hele week in die omstandigheden te moeten bikkelen (ook al was ik inmiddels wel wat hitte en regen gewend dankzij Middeleeuws Montfort…).
Sowieso heb ik (als volwassene) nog nooit zo lang gekampeerd – de meeste festivals duren maar 3 of 4 dagen en meestal vind ik dat ruim voldoende. De eerste dag was dan ook even acclimatiseren, maar de rest van de week vloog voorbij en ik vond het helemaal niet te lang! Het was juist heerlijk om er eventjes tussenuit te zijn, amper op mijn telefoon te kijken en geen nieuws mee te krijgen, en lekker intensief dingen samen met Richard te doen. <3
Ik moest de shelter die we met onze groep bouwden, natuurlijk wel even uitproberen. Het bedje van bladeren en mos lag verrassend comfortabel!
Niet alle vaardigheden ging ons uiteraard even goed af. Vuur maken was een uitdaging, maar dat lag ook een beetje aan de manier waarop we de instructies initieel hadden gekregen. Nadat de tweede instructeur er iets dieper op in was gegaan, begreep ik beter waarom het me in eerste instantie niet goed lukte. Richard en ik vrijwilligden vervolgens om de volgende ochtend extra vroeg op te staan om het kampvuur voor het ontbijt vast aan de gang te krijgen en dat ging toen wél heel goed!
Mijn nemesis was voornamelijk het boogmaken. Het idee was dat we een boog uit een plank hout sneden, met behulp van een haalmes. Man oh man, wat een pokke-klus om dat ding uit te dunnen… Ik liep al snel behoorlijk achter. Mijn boog wilde maar niet goed doorbuigen en moest nog dunner. Wat later realiseerde ik me pas dat mijn haalmes niet het scherpste was, mijn boog veel korter was dan die van de anderen (hij moest even lang zijn als de spanwijdte van je armen) wat natuurlijk uitmaakt voor hoe hard je moet trekken aan de uiteindes om hem even ver door te buigen, en ik had te laat meegekregen dat de meeste mensen het advies hadden gekregen om hem niet alleen dunner te snijden in de dikte, maar ook in de breedte, om hem soepeler te maken. Ik was dan ook niet bepaald gemotiveerd om hem af te maken, maar heb toch doorgezet.
Richard lukte het wel, want die heeft natuurlijk goede houtbewerkingsvaardigheden en heeft al vaker met dat bijltje gehakt een haalmes gewerkt. In no-time had hij dan ook zijn boog af en oogstte bovendien bewonderende blikken over hoe netjes die eruit zag. Trots op mijn lieverd! <3
Helaas is uiteindelijk geen enkele boog functioneel geworden. Die van mij en die van iemand anders braken toen we ze probeerden op te spannen. Bij de anderen brak structureel de zelfgetwijnde pees over. Achteraf concludeerden we dat raffia niet het beste materiaal was om een boogpees van te maken. Waarschijnlijk hebben we dat spul gekregen omdat een echt goede pees maken teveel tijd zou hebben gekost. Normaal gesproken duurt een workshop boogmaken namelijk twee hele dagen, en wij probeerden het in een middag te doen met gedurende de volgende twee dagen wat huiswerk tussendoor…
Ter compensatie ging mij het twijnen van de pees (en ook het op dezelfde manier maken van touw met brandnetels) juist heel goed af. Hee, ík heb ervaring met dingen die op garen en draad lijken! Richard en ik waren dus een uitstekende combinatie: hij een goede boogmaker, ik een goede peesmaker.
Links: touw maken van brandnetel. Rechts: een deel van mijn boog en mijn zelfgetwijnde pees.
Een van de andere activiteiten was sporen zoeken in het bos. Leren kijken is echt nog wel een ding!
Herten en reeën bleken er volgens de sporen in overvloed te zijn en we hadden zelfs een soort van huisdier in de vorm van een ree (of damhert?). Het beest is bijna iedere dag wel even zichtbaar langs ons kamp gelopen en leek zich niet te storen aan onze aanwezigheid.
Martersporen en onze kamp-bambi
Verder spotten we muizen en kikkertjes en werden we ‘s nachts wakker gehouden door een overenthousiaste uil.
Helaas waren er ook muggen, bromvliegen en teken in overvloed. Drie teken wist ik gelukkig tijdig van mijn arm af te slaan voordat ze zich konden vastbijten, maar drie andere exemplaren wisten zich in mijn been te settelen. Daarmee was ik bij lange na niet de winnaar onder de groepsleden; de tekentang heeft overuren gemaakt.
Oefenen met een strik maken.
Als je erin bent geslaagd om dieren op te sporen én te vangen, dan moet je natuurlijk ook weten hoe je ze klaarmaakt. Dus leerden we hoe je vis en gevogelte moet ontweiden. Zoals te verwachten was dat niet het favoriete onderdeel van iedereen, maar ik had er tot mijn verrassing zelf helemáál geen problemen mee. En zoals een groepsgenootje zei: de van een jager afkomstige duiven die we klaarmaakten, hebben echt een beter leven gehad dan de gefokte beestjes die je in de supermarkt koopt.
Vis schoonmaken en duif plukken, en het resultaat ervan. :-9 (Ik heb de meer confronterende foto’s maar weggelaten uit dit blogje. 😉)
Het meest bevredigende eindresultaat van een opdracht vond ik de rookhut, bedoeld om vlees te drogen en het zo langer te kunnen bewaren. Volgens mij gold dat voor de meeste groepsleden. Het was sowieso heel tof om het hele proces te doorlopen om hem met z’n allen te bouwen, er lapjes vlees in te leggen, deze te roken en ze naderhand op te eten. Maar het was ook gewoon een heel gaaf ding om te zien!
Een vaardigheid die niet officieel op het programma stond maar die wel een voorwaarde bleek om andere dingen te kunnen doen, was hout herkennen. Een eik, berk of naaldboom kan ik echt wel herkennen als die nog rechtop staat, en Richard weet prima wat voor soort hout hij voor zich heeft als het in een plank is gezaagd, maar wat nou als er een dode stam zonder bladeren en bast op de grond ligt…? Dat was dus ook heel nuttig om te leren. Niet dat ik nu alle bomen kan identificeren, maar in ieder geval wel de belangrijkste om vuur mee te maken.
De klus die me het makkelijkste af ging was het lepelsnijden. Dat had ik niet verwacht, gezien mijn onhandigheid bij het maken van de boog, maar dit was veel meer een precisie-klusje. Met mijn bushcraftmes kon ik beter overweg dan dat haalmes. (Tijdens de les over je gereedschap onderhouden en slijpen op de laatste dag van de week, zei de instructeur verbaasd toen hij mijn mes bekeek, dat het er amper gebruikt (lees: mishandeld) uitzag. ) Bovendien was het hout dat we ervoor gebruikten veel zachter.
Stap voor stap van houtblok naar lepel.
Naast bovengenoemde vaardigheden hebben we nog véél meer behandeld, zoals navigeren met een kompas en je oriënteren op de sterren, water zuiveren, een mok maken, welke planten eetbaar zijn of een medicinale werking hebben, en lijm en fakkels maken. Ik heb behoorlijk wat aantekeningen gemaakt die ik binnenkort netjes moet gaan uitwerken.
Na hard werken is het natuurlijk goed rusten en al helemaal als er een kampvuur is! ‘s Avonds regen we dan ook regelmatig wat marshmallows aan een stok. Richard had zijn gitaar meegenomen en dus hebben we ook nog wat kunnen muziek maken en zingen. ^_^
We hebben een stuk meer ambachtelijke vaardigheden behandeld dan ik vooraf had verwacht. Het was dan ook een bushcraftweek en geen survivalweek, en dan ligt daar meer nadruk op. Zelf vond ik de meer overlevingsgerichte vaardigheden het meest nuttig, maar gelukkig kun je heel veel bushcraftvaardigheden natuurlijk ook inzetten voor survival.
Aan het eind van de week kregen we allemaal een BSI-certificaat niveau 1 uitgereikt. Handig als je door wil voor instructeur, maar dat is niet mijn insteek.
Bushcraft zal ook niet mijn nieuwe hobby worden (als ik daar überhaupt tijd voor zou hebben). Ik vind het vooral belangrijk om bepaalde vaardigheden en kennis die mensen vroeger allemaal gewoon bezaten, zoals het bereiden van gevangen wild, te behouden. En ik wil graag wat meer zelfredzaam zijn, mocht hier ooit de pleuris uitbreken (wat helaas niet een geheel ongefundeerde angst is, gezien de actuele gebeurtenissen op het wereldtoneel). Dat gezegd hebbende – de algehele conclusie na zo’n week is toch wel dat we waarschijnlijk gewoon keihard doodgaan als we meerdere weken in een bos moeten overleven zonder tools zoals een mes, zaag en tarp.
Dus ook al gaat een wekenlange trektocht om vrijwillig flink af te zien in de natuur ‘m niet worden, ik zou wel graag nog wat aanvullende cursussen willen doen, zoals het ontweiden van zoogdieren en me verder verdiepen in eetbare en medicinale planten.
En het was ook gewoon een hele fijne week! Lekker even hélemaal weg van alle to-do-lijstjes thuis en de natuur in gaan. Het was ook heel fijn om zo intensief met Richard dingen te kunnen doen. We zijn echt nog meer naar elkaar toe gegroeid. We wisten al lang dat we een goed team zijn en zonder ruzie samen een tent kunnen opzetten, maar nu weten we ook dat we samen een duif kunnen ontweiden.
Overigens was Richard op de laatste dag van de bushcraftweek jarig, dus nadat we thuis grondig hadden gedouched, zijn we nog ergens gaan eten om het te vieren.
Inmiddels zijn alle spullen weer opgeborgen en de wasjes gedaan. Het enige wat nu nog rest, is mijn aantekeningen uitschrijven en de kampvuurlucht uit mijn haren proberen te krijgen (wat na 3x wassen nog steeds niet is gelukt…).
Vijf jaar geleden maakte ik een Victoriaanse ‘polonaise’ jurk voor LARP-evenement “The Baron of Belgrave Square”, dat zich afspeelt in 1876. Dat evenement ging eerst vanwege corona en daarna vanwege een brand op de locatie helaas tweemaal niet door, dus de outfit bleef ongebruikt in de kast hangen. Begin september doen ze echter een derde poging en ik schreef me wederom in.
In de briefing stond dat je, naast een outfit voor overdag, optioneel ook een avond-outfit mee kon nemen. Omdat ik destijds vond dat ik al genoeg tijd in het naaien van een outfit moest stoppen, had ik alleen een kledingstuk voor overdag gemaakt. Maar ja, nu ik extra tijd had, wilde ik eigenlijk alsnog die avond-outfit naaien…
Alleen heb ik nooit genoeg tijd om alles te doen wat ik wil, dus ik besloot om niet een 100% nieuwe outfit te maken, maar de onderrok en petticoat van de polonaise dress te hergebruiken, en ‘alleen maar’ een andere overrok en baljurk-lijfje ervoor te naaien. Historisch correct, want destijds hadden ze ook rokken waar ze verschillende bovenlijfjes op konden dragen, afhankelijk van de gelegenheid!
Het was even zoeken welke overrok ik kon naaien, want de meeste zijn ontworpen om over bustles (van die poef-kontjes) te dragen. Maar dat vind ik geen mooi silhouet geven, vandaar dat ik voor mijn dag-outfit had gekozen voor de ‘natural form’, die verre van natuurlijk is, maar in ieder geval wel een meer schuin aflopende achterkant heeft bij de rokken. Uiteindelijk vond ik het patroon TV367 (1887 Cascade Overskirt) van Truly Victorian, die eigenlijk voor bustles is maar waarvan ik inschatte dat die ook wel op mijn natural form-rok & -petticoat zou moeten werken. Voor het lijfje hergebruikte ik mijn TV442-patroon waar ik ooit een 1860’s baljurk voor een ander evenement van dezelfde LARP-organisatie van naaide, aangezien dat type lijfje volgens mij ook in latere periodes werd gedragen.
Eigenlijk wilde ik de nieuwe outfit in een andere kleur maken dan de polonaise-jurk. Maar het was heel lastig om een stofje te vinden dat zowel voldoende historisch oogt als matcht met de lichtpaarse onderrok. Dus kwam ik toch weer op paars uit. Helaas was de keuze niet reuze op de Utrechtse lapjesmarkt, dus heb ik nu een stofje dat doffer is en dus wat minder luxe oogt dan de eerdere stof als je ze naast elkaar houdt. Nou ja, het is niet anders. Het was in ieder geval wel een goedkope stof én het helpt om mijn personage herkenbaar te houden voor mijn mede-spelers.
Ik moet bekennen dat ik niet heel veel plezier heb beleefd aan het naaien van deze outfit. Het voelde vooral als een ‘moetje’, terwijl het dat eigenlijk niet was. Er waren ook diverse frustraties over onduidelijkheden in het patroon van de overrok. Daardoor heb ik besloten de kraag van het lijfje simpel te houden en me er gemakkelijk vanaf te maken door, in plaats van allerlei kantjes en frutsels toe te voegen zoals ik destijds bij mijn baljurk deed, een gerimpelde kraag te maken en er alleen wat bandjes en strikjes tegenaan te naaien, min of meer volgens de instructies in het patroon in plaats van zelf iets te bedenken. Het mixen & matchen van kantjes en stofjes is namelijk een behoorlijk tijdrovende klus en om historisch ogend materiaal in de juiste kleuren te vinden is een flinke uitdaging, had ik de vorige keer gemerkt. Ook geplooide decoratieve randjes maken neemt ontzettend veel tijd in beslag. Verder houd ik persoonlijk niet zo van enorm veel frutsels. In de Victoriaanse tijd gold ‘meer is beter nog steeds niet genoeg’, maar zelf vind ik mijn huidige opleukingen ruim voldoende. Mijn enige persoonlijke toevoegingen zijn dan ook de strikjes voor- en achterop en de lintjes met bloempjes aan de zijkanten van de overrok.
Het eindresultaat is wat lastig beoordelen op mijn paspop, aangezien ik die geen korset aan kan snoeren, waardoor het lijfje en de rok niet dicht kunnen. En als ik de outfit aantrek, krijg ik in mijn eentje het lijfje aan de achterkant niet dichtgemaakt. Het silhouet wordt dus bij de taille en rug uiteindelijk slanker en beter passend dan dit:
Bestede tijd: 41,5 uur Kosten: Zo’n €37,25 (Voor de donkerpaarse taftzijde (6,5 meter à €4,-) en het patroon van de overrok. De lichtpaarse stof is een restant van de onderrok. Baleinen, haakjes & oogjes, garen, voeringstof en het patroon voor het lijfje had ik nog liggen.)